Kunstenaar

 

Jacqueline Theodora Hanssen werd geboren in Nieuwenhagen op 15 oktober 1961, alwaar ze opgroeide in een warm nest bestaande uit vader, moeder en vijf kinderen. Ze is de vierde in de rij: boven haar komen drie broers, onder haar een zus.

 

JEUGD

In de werkplaats van de schoenmakerij van haar vader en oom leefde de kleine Jacqueline zich creatief uit met papier, leer, kartonnen dozen, verf, spuitbussen en wat ze daar maar kon vinden. Haar creatieve geest kreeg alle ruimte om te experimenteren en zich vanuit het stimulerende ouderlijk huis rijk te ontwikkelen. Thema in haar werk is van kleins af aan tot op de dag van vandaag de verbinding van betekenis en vorm.

 

OPLEIDING EN  BEROEPSLEVEN 

Na middelbare school en PABO ging ze aan de slag in het basisonderwijs in een achterstandswijk in de Landgraaf “Een intensieve maar leerzame tijd”, zo vat ze zelf deze periode samen.
Ze besluit al gauw haar hart te volgen en schrijft zich in bij de kunstacademie in Maastricht om zich verder te bekwamen in tekenen en handvaardigheid. 5 jaar in deeltijd, 5 avonden in de week. “De academie was balsem voor mijn ziel en het werken aan de studieopdrachten was léven voor mij, dat gaf mij energie.” Na de academie was ze ook parttime verbonden als docent aan de volksuniversiteit  voor de vakken tekenen, aquarelleren en kunstgeschiedenis.

Op haar 21ste verhuisde Jacqueline naar Maastricht en sleutelwoorden die bij deze periode passen zijn: vrijheid en feest, overmoed en bezieling. Nadat ze het basisonderwijs vaarwel had gezegd, stortte ze zich vol overgave op een nieuw vak, namelijk dat van personeelswerk en bestuurkunde dat ze bij het CNV in Utrecht in praktijk kon brengen. In 1997 besloot ze samen met haar man een eigen bedrijf op te zetten onder de naam P&O Groep. In deze periode volgde ze ook nog de opleiding tot counseling/coach en koost dan nadrukkelijk voor de personeelskant van het vak. Mensen en kunst horen voor haar bij elkaar. “Mensen zijn vaak de inspiratiebron om te schilderen en door te schilderen kan ik me inspireren om dagelijks met mensen te werken op de manier zoals ik dat nu dagelijks doe.” 

 

MEXICO

In 1993 bezoekt de ondernemende Hanssen een familielid in  Mexico.  Haar trektocht door Yucatan en Guatamala en haar kennismaking met de Indiaanse cultuur raken haar diep. Ze herkent zichzelf in het kleurgebruik en de zwarte lijnen die bij de Maya’s traditioneel gebruikelijk zijn. Ze duikt diep in deze cultuur en doceert aan de Volksuniversiteit “Kunst en Cultuur van het Indiaanse Amerika”.

 

LEVENSKUNST EN INSPIRATIE

Uit haar levensloop wordt mij allengs duidelijk dat l’art pour l’art, kunst om de kunst,  niet werkt voor haar.  Behalve met schilderen hield zij zich door de jaren heen evenzeer bezig met personeels-zaken, loopbaanbegeleiding, counseling & coaching.  Haar kunst is inspiratiebron voor het werken met mensen, terwijl omgekeerd het contact met mensen weer een voedingsbodem vormt voor haar passie voor de schilderkunst. “Ik ben van mening dat persoonlijke en spirituele ontwikkeling gedurende je hele leven aandacht nodig hebben, anders loop je snel vast in je vrije uiting als kunstenaar en verworden oorspronkelijke creaties tot kunstjes,” lichtte de schilderes haar werkwijze toe tijdens een vorige expositie. Over de manier waarop haar werk tot stand komt, vertelde ze het volgende: “Ik neem de wereld in mij op als een spons. Mijn onderwerpen kunnen werkelijk van alles zijn: bloemen, stenen, landschappen, gebeurtenissen, ontmoetingen, een kunstwerk, een berg afval. Van belang is wat mij wezenlijk raakt, beroert en ontroert. Die indrukken laat ik sudderen en gisten. Op een gegeven moment gaan ze dusdanig borrelen dat ze als kunstuiting naar buiten willen. Er volgt een dans van vorm en kleur, zonder dat ik van tevoren weet wat het eindresultaat gaat worden. De weg is steeds belangrijker dan het eindproduct. Het proces is een zoektocht, die steeds weer nieuwe inzichten oplevert.”

 

WERK EN UITINGEN 

Opvallend vind ik in Jacquelines kunstuitingen de weg vanuit de – omlijnde – vorm naar abstractie. Soms zijn er duidelijke zwarte kaders en soms – met name in haar meest recente werken – valt deze begrenzing weg:  het werk wordt meer en meer etherisch.  Vorm en inhoud op elkaar afstemmen blijft als een rode draad door het leven en werk van deze schilderes lopen.
“Óf ik ben heel erg bezig met de vorm, óf  juist met de essentie. Het blijft een worsteling voor mij om beide te verbinden. Voorbeelden: “Traurige Fisch” uit 1994 en “Fisch” uit 1995 zijn werken waarbij sprake is van duidelijke contouren. Wanneer het treurige verdwijnt, wordt de omtrek minder zwaar, de ruimte lichter en opener, lijkt het. De gouache  “Levensboom”  die zij in 2001 liet ontstaan, is een werk waarin die strijd tussen vorm en inhoud prachtig verbeeld wordt.
Er zijn vervolgens momenten waarop ze de vorm los laat, maar waarbij dan weer de structuur zoekt in de deling in panelen, zoals bijvoorbeeld in “Landschap in Rood” uit 2005. 

“Van de zomer kwam ik tijdens een wandeling een rode klaproos tegen langs de kant van de weg. Het was het enige vlekje rood in de verre omtrek en daarom viel hij me, denk ik, op. Ik heb de bloem van alle kanten gefotografeerd. Vervolgens heb ik de foto’s  thuis bewerkt. Ik heb onderdelen opgeblazen en uitvergroot, uitsneden opnieuw bekeken en onderzocht. Uiteindelijk heb ik op een vierluik deze ervaring uitgewerkt in totaal andere kleuren dan de originele bloem in vormen die nauwelijks meer aan een klaproos doen herinneren, maar wel met de transparante flinterdunne huid waar de zon nog net doorheen kon schijnen. Bij een andere gemoedsrust of stemming, of bij andere weersomstandigheden was de klaproos waarschijnlijk helemaal niet opgevallen en nooit de inspiratiebron geworden voor een schilderij.”

Zoals gezegd zijn haar laatste werken steeds meer los aan het raken van structuren. Voorbeelden hiervan zijn de werken “Compositie in Blauw” uit 2008 “Inspiratie” uit 2009 en “Chokhmah” uit 2010, waarin de vorm nog meer vervaagt. Bij deze jongere werken valt mij op hoe zeer haar glas-in-lood studies van Chartres 2006, doorwerken in haar recente doeken. Van compositie in blauw herinnert zij zich de volgende sensatie: “Voor mij was de emotie die ik voelde tijdens het werken aan dit schilderij bijna te groot. Het leek of het doek te klein was voor de enorme expansieve kracht die ik tot uitdrukking bracht.”  

Toch weet ze dat ze zich op enig moment opnieuw aan de contouren zal verbinden. Net zoals ze na een periode “kunst” weer een periode “mens” nodig heeft of een periode waarin niets zich aanmeldt om op doek of papier over te brengen en waarin ze aan haar meditatieve schalenproject werkt. Precies zoals in de seizoenen heeft alles zijn tijd. Een leuk detail is dat de kunstenares haar werk niet meer signeert op de voorkant. “Tijdens het schilderen wissel ik het schilderij meermaals op de ezel van zijde. Uiteindelijk is meestal één zijde het sterkst maar vaak geeft iemand anders de voorkeur aan de andere zijde van het schilderij. Dat mag maar als ik signeer bepaalt dit de richting.”

In 2004 en 2006 zijn er duidelijk twee “schalenperioden” geweest. De kunstenares vertelt het volgende over dit project: “Ik vond het inspirerend om met het open, gastvrije karakter van het fenomeen schaal aan de slag te gaan.” Er bestaan tot nu toe twee typen schaal: de schalen met amoebes (wormvormpjes) en de exemplaren met planeetachtige voorstellingen. Ze zijn de ene keer keramisch, de andere keer van hout. Ze worden beschilderd met acrylverf. De kromme kleurige vormpjes van de amoeben, die meestal een kern hebben,  lijken de schijnbaar stille tijd - het winterseizoen als het ware - tussen verschillende projecten te symboliseren. De geestelijke moeder zegt over haar wormvormpjes: “Vroeger op school al was ik gefascineerd door amoeben,  omdat ze nog geen identiteit hebben aangenomen en zich daarom nog in alle vrijheid kunnen ontwikkelen.” 

De “planeet” schalen zijn eveneens kleurrijk, maar ze komen spontaner dan de wormvormpjes tot stand. Ze zoeken hun weg in de ronding van de schaal. Schalen en al het goede van onze planeet, het ontvankelijke. Een prachtige associatie.

Aan het eind van het schalentijdperk van 5 á 6 jaar geleden reist Jacqueline eind mei 2006 naar het magische Chartres (midden-Frankrijk), alwaar ze zich in de Notre Dame laat inspireren door de betoverend mooie glas-in-loodramen. Met name het blauw, het zogeheten “bleu de Chartres” is onnavolgbaar intens van kleur en daarom wereldberoemd. Glas-in-lood verandert door de fluctuerende lichtinval steeds van kleur en intensiteit. Ze probeerde in de kathedraal de fascinerende kleurschakeringen in gouaches te vangen. De onderzoekster noteerde de volgende ervaring: “Het is onmogelijk deze kleurimpressies te evenaren, je kunt je alleen overgeven en kijken wat er op papier komt.” Bij haar studies concentreerde de experimentiste zich niet op de religieuze voorstellingen, maar op de onderlinge kleurinvloeden van het glas. Hanssen ging met glasscherven in allerlei kleuren aan de slag. Deze studies kregen later hun vervolg in een reeks gouaches die ze tijdens haar vakantie in de Dolomieten tot leven bracht en waarbij ze zich liet inspireren door het licht en de kleuren aldaar. Doordat ze langere tijd op dezelfde plek verbleef, kon ze zich in alle rust concentreren op de werking van het licht. Ze schreef: “Door de invloed van het licht zien de bergen er ieder uur van de dag weer anders uit.

’s Morgens overheerst de blauwgrijze kleur en bij zonsondergang het oranje en paars.” Naast het licht nam ze ook de planten en dieren om zich heen waar. Dieren die ze vaak niet zag, maar alleen hoorde, zoals bijvoorbeeld de “Murmeltiere” (marmotten). Zelfs de specifieke geluiden in de Italiaanse bergen bracht haar terug tot hun essentie in een aantal fleurige gouaches.

Een rode draad in het leven en werk is de wisseling van strak vasthouden aan vorm naar het volledig loslaten daarvan. Terwijl Jacqueline over het algemeen in haar werk na Chartres (2006) steeds vrijer ging werken, zoekt een ander deel van haar toch weer naar de concretere vorm. Zo kon parallel aan de lichtstudies en het zoeken naar essentie steviger gestructureerd werk tot stand komen.

In 2007 maakte de met het onderwijs verwante kunstenares een reeks illustraties, die deel uit zouden gaan maken van een methode die tot doel had intellectueel hoogbegaafde kinderen sociaal vaardiger te maken. Kinderen met een hoge intelligentie op een aantal terreinen, vertonen vaker een sociaal-emotionele achterstand. Het paste helemaal bij de mensen-mens Hanssen om dit project artistiek uit te werken. Uil, leeuw, bever, pauw, wasbeer, poes, kameel, schildpad, steenbok, havik en hond. En verder verbeeldt ze in dit project ook de emotionals: boos, blij, verdrietig, tevreden, bang en samen.  Met felle en heldere kleuren zet ze – na een aantal studies - met een enkele lijn haar voorstellingen treffend neer. De ecoline – die ze naast Oost-Indische inkt gebruikt -  is een product op waterbasis en heeft de eigenschap snel uit te lopen op papier. Dit geeft een vrij en ongedwongen karakter aan de tekeningen. De directheid ervan zal kinderen zeker aanspreken.

Wat techniek betreft legt de vakvrouw mij uit dat  ze een voorkeur heeft voor acrylverf, daar deze snel droogt, eventueel gebruikt samen met wasco. Krijt en ecoline. Ze verkiest dit materiaal boven olieverf.

In 2008 maakt de geboren en getogen zuiderlinge een aantal illustraties waarbij het fenomeen carnaval centraal staat. Jacqueline laat zich hierbij inspireren door de Maastrichtse “Boonte Störrem”. Deze carnavalsoptocht wordt het thema van voorstellingen die zij uit de bonte chaos van stoffen, materialen, voorstellingen, destilleert.  Maastricht verwerkt veel goud, zilver en koperkleuren in kleding en schmink, wat de allure en het chique van de Limburgse hoofdstad beklemtoont. Door in te zoomen op dit gegeven legt ze een stukje van de “Mestreechter Geis”, de ziel van deze stad bloot.  

 

Brigitte Souren-van der Putten

Brigitte is lerares kinderverzorging & opvoeding, praktiserend counselor/coach en schrijver van levensverhalen en, diepte-interviews.